De prins en de gans

De prins en de gans! 

 

 

Op een dag had de prins bedacht dat hij eigenlijk een gans was. Hij had al zijn kleren uitgetrokken en was onder de tafel gaan zitten, poedelnaakt, gakkend en graan pikkend. Zijn vader, de koning, was wanhopig. Al zijn roepen, dreigen en soebatten had geen succes gehad en de prins zat nu al dagen onder de tafel.

De koning was niet voor een gat te vangen. Naar alle uithoeken van het rijk liet hij koeriers uitrukken, om de beste raadslieden naar het paleis te brengen. De een na de ander kwam binnen en deed zijn best. De eerste had zijn doel duidelijk voor ogen en legde de prins helder uit dat dit zo niet door kon gaan. De tweede startte een discussie met de prins. De derde gaf netjes feedback.

De vierde begon hard te lachen en hem spottend na te doen. De vijfde gaf een ruk aan zijn arm. De zesde wilde gaan slaan. En toen zette de koning iedereen de deur uit. Want hoe graag hij ook wilde dat zijn zoon weer normaal ging doen, hij wou hem ook geen pijn doen.

Dus zat de koning wanhopig op zijn troon. Als zelfs de beste adviseurs uit zijn rijk hem niet konden helpen, wat moest hij dan doen?

Toen stapte uit een hoek van de zaal een lakei naar voren, in zijn prachtige goudgerande kostuum. ‘Mag ik het eens proberen, Hoogheid?’ vroeg de lakei. De koning keek hem sceptisch aan, maar dacht ook: ‘baat het niet dan schaadt het niet’. Dus vooruit dan maar.

De lakei trok al zijn kleren uit. Poedelnaakt ging hij naast de prins onder tafel zitten, gakkend en graan pikkend. De prins keek opzij; ‘wat is dit nou weer, wat doe jij hier?’ De lakei antwoordde: ‘ik ben een gans, net als jij’. ‘Nee je bent geen gans, je bent een lakei! Ga weg!’.

‘Nee hoor’, antwoordde de lakei, terwijl hij rustig door ging met graan pikken, ‘Ik ben ook een gans.’  De prins keek nog even opzij, maar toen hij zag dat de lakei stoïcijns doorging met graan pikken legde hij zich erbij neer. En gebroederlijk zaten ze onder tafel.

Na een paar dagen zei de lakei: ‘Ik weet niet hoe het met jou is, maar ik vind al dat graan toch ook maar saai. Een lekkere biefstuk zou er wel ingaan.’ De prins stoof op en zei: ‘Biefstuk, biefstuk,.. Wij zijn ganzen en ganzen eten geen biefstuk.’

De lakei reageerde net zo boos: ‘Wat zeg jij? Wil jij beweren dat ik ook maar een spatje minder gans ben als ik toevallig een biefstuk eet in plaats van graan? Daar zit het hem toch niet in!’ De prins krabbelde terug. Nee dat moest hij ook wel toegeven: hij was evenveel gans, of hij nou biefstuk at of graan. En die avond aten ze beiden een lekkere biefstuk en ze waren nog evenveel gans.

De dag erna zei de lakei: ‘Ik heb het een beetje koud. Zullen we vragen of we een kamerjas kunnen krijgen?’ De prins sputterde tegen: ‘Een kamerjas? Wij zijn toch ganzen!’ Die dragen toch geen kamerjassen?’ Op dezelfde toon zei de lakei: ‘Maar of wij ganzen zijn, hangt toch niet af van zo’n onnozel detail? Ik ben echt geen greintje minder als ik een kamerjas draag, jij wel?’ Nee, dat moest de prins dan wel toegeven. En ze kregen een kamerjas en waren nog steeds evenveel gans.

Toen de nacht viel zei de lakei: ‘Ik zou wel weer eens in een lekker bed willen slapen en niet hier op de harde vloer, wat jij?’ De prins mompelde zachtjes: ‘Wij zijn toch ganzen? Die slapen toch eigenlijk niet in bedden?’ De lakei begon te lachen: ‘Ik blijf evenveel gans, waar ik ook slaap hoor!’ Ja, dat was wel waar, en die nacht sliepen de lakei allebei in een zacht bed. En ze waren nog evenveel gans.

Jaren later, toen de lakei al lang met pensioen was en de koning was overleden, regeerde die prins als een waardig en rechtvaardig vorst. Hij werd alom gerespecteerd als een wijs man. En wat niemand wist: al die tijd was hij nog evenveel gans gebleven.

(Uit: Trainen een praktijkgids. Karin de Galan)

Ja, ik wil graag werken met Kevin de Haas van DOEN organisatie ontwikkeling!